Een griffioen is een mythologisch dier met het bovenlijf van een adelaar en het onderlijf van een leeuw. Het is ook de naam van een uitgavenreeks van oudere literaire teksten uit de Middeleeuwen tot de negentiende eeuw. In deze goedkope, maar verzorgde reeks verscheen weer een nieuw deeltje: "Lekenspiegel" van Jan van Boendale.
De Griffioenreeks startte in 1985 bij uitgeverij Querido en is enige jaren geleden ondergebracht bij Atheneum-Polak & Van Gennep. Het aantal deeltjes nadert thans de vijftig. Dat de reeks nog steeds bestaat, is een felicitatie waard. Het gaat namelijk niet goed met de belangstelling voor de oudere literatuur. De taalbarrière speelt daarin zeker een rol. Uitgevers staan dan ook niet te springen om nieuwe uitgaven van oudere teksten op de markt te brengen. Arnon Grunberg verkoopt beter dan Jacob van Maerlant of Vondel.
Museumstukken
Wetenschappelijke edities, onder andere in de Deltareeks, kunnen alleen nog maar verschijnen dankzij stevige subsidies. Maar die bereiken zeker geen breed publiek. Het gevaar is niet denkbeeldig dat die fraaie edities museumstukken worden, blikvangers in de boekenkast, alleen nog geraadpleegd door kenners. De Griffioenreeks probeert oudere teksten op twee manieren bij een breder lezerspubliek te brengen: zowel door een lage prijs als door het wegnemen van de taalbarrière.
Hoe neem je die taalbarrière weg? In de Griffioenreeks gebeurt dit op de volgende wijze: modernisering van spelling en interpunctie, vervanging van verouderde woorden (en constructies) door synoniemen, en wat middeleeuwse (en sommige zeventiende-eeuwse) teksten betreft een zo getrouw mogelijke hertaling in hedendaags proza. Echte wetenschappers en specialisten gruwen van deze methode. Ze vinden de huidige lezers lui. Maar Marita Mathijsen, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, heeft onlangs zeer terecht opgemerkt: "een luie lezer [is] beter dan geen lezer." En zo is het maar net.
Boendale
"Lekenspiegel", is geschreven door Jan van Boendale, stadssecretaris van Antwerpen in de eerste helft van de veertiende eeuw. Rond 1330 stelde hij zijn dichtwerk "Der leken spieghel" samen. Het is zeer omvangrijk: zo'n 20.000 verzen, en is verdeeld over vier boeken, zoals gebruikelijk in de Middeleeuwen voorafgegaan door een proloog en afgesloten met een epiloog. Het eerste boek gaat over de oudste geschiedenis (de schepping en latere verhalen uit het Oude Testament), het tweede over het leven van Jezus (het Nieuwe Testament) en de verbreiding van het christendom, het derde over zeden, goede manieren en wijsheid en het vierde over het einde der wereld (het laatste oordeel). Door alle boeken heen geeft de auteur lessen.
Dat didactische vinden we terug in de titel. Het boek is een "spiegel", bewust geschreven in de volkstaal voor leken (lezers die geen Latijn kennen). De schrijver houdt zijn lezers verschillende spiegels voor: de natuur is een spiegel van God de Schepper, de geschiedenis biedt lessen voor het heden. Het boek is opgedragen aan Jan III, de hertog van Brabant, en ook hij krijgt een spiegel voorgeschoteld: zij die regeren -adel en patriciërs- moeten het algemeen belang voor ogen houden.
Modernisering
De Griffioendeeltjes hebben alle dezelfde opzet: na de gemoderniseerde tekst volgen steeds een "nawoord" (met informatie over werk, context en auteur), een "verantwoording" over de wijze van uitgeven, een overzicht van "bronnen en literatuur", en ten slotte een "toelichting" waarin namen en begrippen in de tekst kort worden verduidelijkt. Uiteraard gebeurt het een en ander summier, maar het is daarom nog niet onverantwoord.
Tekstkeuze
Mijn waardering voor de reeks als geheel heb ik reeds uitgesproken. Ik denk dat de uitgaven voor een bepaald lezerspubliek -belangstellende 'leken', leerlingen in het voortgezet onderwijs- in een behoefte voorziet. In het voortgezet onderwijs is er weinig tijd en ruimte meer voor oudere literatuur en de leerlingen zien meer het nut in van kennis van een vreemde taal als het Engels dan van ouder Nederlands. Het is niet anders, helaas. De Griffioenreeks maakt het mogelijk voor weinig geld een heel bibliotheekje op te bouwen. Voor alle deeltjes geldt dat de tekstbezorgers specialisten zijn in de desbetreffende periode en dat de teksten -binnen het kader van de doelstelling van de reeks- verzorgd zijn uitgegeven.
Wel is het zo dat de keuze van de teksten van cruciaal belang is. Mijn voorkeur gaat uit naar complete teksten, zoals middeleeuwse ridderromans, zeventiende-eeuwse toneelstukken en historische romans uit de negentiende eeuw. Om die reden betwijfel ik of "Lekenspiegel" wel zo'n goede greep is, temeer omdat de inhoud minder aanspreekt dan die van een roman. Een goede bloemlezing uit een omvangrijk dichterlijk oeuvre is goed te verdedigen, maar heeft uiteraard altijd beperkingen.
Toevoeging van enkele illustraties zou de reeks mijns inziens nog wat aantrekkelijker kunnen maken.
N.a.v. "Lekenspiegel", door Jan van Boendale; ed. Ludo Jongen en Miriam Piters; uitg. Atheneum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2003; ISBN 90 253 0186 x; 339 blz.