Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Jeannette Donkersteeg

De levensreis belangrijker dan het doel

Midden in het gesprek roept Tonke Dragt wanhopig: "Zie je wel dat ik voor interviews ongeschikt ben!" Ze is dan op het zoveelste zijpad beland en zit midden in de wilde wouden uit haar verhalen. De bezoeker hangt aan haar lippen. Tonke Dragt kán vertellen. Dat leerde ze als 12-jarige in een jappenkamp. Het kwam haar later goed te pas bij het schrijven van beroemde uitgaven zoals "De Zevensprong" en "De brief voor de koning". Komende maand hoopt de jeugdboekenauteur en -illustrator haar zeventigste verjaardag te vieren.

Antonia Johanna Dragt (Batavia, 1930) "kan niet aan de telefoon komen." Dat doet telefoonrobot Xantippe voor haar. Aan een verzoek om een interview geeft Dragt met aarzeling gehoor. Luisteren en antwoorden zijn niet de sterkste kanten van de begaafde auteur. Bovendien: "Mijn privé-leven gaat niemand iets aan." 

Haar boekenkast ziet er enigszins ongeordend uit. Behalve leesvoer staan er allerlei grote en kleine objecten. Voor een boograam tussen woonkamer en hal hangt een serie kerstballen; eronder schittert een zilverkleurig sprookjeskasteel. In plaats van een kachel staan er voor de schoorsteenmantel tientallen pluchen tijgers, die Dragt van diverse vrienden kreeg toen ze aan "Ogen van Tijgers" werkte. Niemand wist dat er in het hele boek geen tijger zou voorkomen, maar daar kan ze alleen maar hartelijk om lachen.
"Dat is mijn kitschhoekje", knikt ze naar de haard, waarvan de schoorsteenmantel is volgestapeld met stenen, schelpen en duizend andere dingen. "Het is hier ook nog eens vergeven geweest van de katten, maar die kan ik er nu niet meer bij hebben." 

Het plafond in de aangrenzende hal is blauw geschilderd. "Ik droom al jaren van een plafond met een sterrenhemel. Daarvoor heb ik kaarten getekend en dia's van het planetenstelsel laten maken, maar de sterren zitten nog steeds in een doos. Binnenkort moet ik maar eens een groep vrienden uitnodigen om ze op te laten plakken, want ik ben plots oud geworden en mag niet meer op een ladder staan." Tonke Dragt lijkt nog altijd in een wereld tussen sprookje en realisme te leven. 

Wouden
De schaarse momenten waarop de auteur stilvalt om adem te halen, bieden dé kans om een vraag te stellen. Bij het begin beginnen lukt desondanks niet. Terwijl ze koek en thee "uit het kistje van de keizer", presenteert, heeft de Haagse het ineens over de prestigieuze prijs, de "Buxtehuder Bulle", waarmee "Torenhoog en mijlenbreed" kortgeleden in Duitsland werd bekroond. Tonke Dragt is er gelukkig mee: "Je moet weten dat dit boek precies 25 jaar geleden in Nederland ook een prijs kreeg. Het blijkt dus nog altijd actueel te zijn." 

Dan komt ze toch bij het ogenblik waarop alles begonnen is: Tonke, de oudste van drie zussen in het gezin Dragt, wordt in 1930 op 11 november Nederlandse tijd, 12 november Indische tijd in Batavia geboren. Haar Hollandse grootvader is indertijd als onderwijzer naar de Gordel van Smaragd vertrokken en haar vader werkt er bij een verzekeringsmaatschappij. Ze beleeft er een gelukkige jeugd. Moeder Dragt -die haar man tijdens zijn studie in Nederland leerde kennen- zal altijd een beetje bang voor het mysterieuze land blijven. Zelf heeft Tonke het vooral niet op kakkerlakken. 
"We zijn in een stad opgevoed", blikt ze terug. "Maar de vakanties brachten we in de bergen door. De wouden in mijn werk zijn voor een deel per ongeluk en voor een deel expres de wouden van Java geworden." 

Concentratiekamp
Aan haar gelukkige jeugd kwam een einde toen het gezin tijdens de oorlog in een Japans concentratiekamp belandde. Veel wil de auteur over die zware periode tussen haar twaalfde en vijftiende levensjaar niet kwijt, wél dat ze in het kamp ontdekte dat ze kon schrijven en tekenen en daar besloot tekenaar te worden. Met houtskool decoreerde ze de muren van het getto. Op stukjes toiletpapier schreef ze haar verhalen, die ze om de tijd te verdrijven ook aan haar zusjes vertelde. 

Die bezigheden vormden een escape, legt Dragt uit. "In Batavia bestond het kamp uit een aantal woonhuizen waar prikkeldraad omheen gespannen was, met bamboe erlangs, zodat je er niet door kon kijken. Per persoon had je een ruimte van 2 bij 1 meter tot je beschikking. Geen wonder dat ik, zoals vele anderen, met tal van klachten uit het kamp kwam - hoewel je de meeste daarvan pas na je dertigste ondervindt. Aan de andere kant moet je bedenken dat de Japanse concentratiekampen nooit met de vreselijke Duitse vernietigingskampen te vergelijken zijn." 

Na de oorlog repatrieerde de familie naar Nederland, maar vader Dragt pakte al snel zijn koffers om z'n werk in Batavia weer op te pakken. "Omdat we elkaar als gezin al zo lang hadden moeten missen, gingen mijn moeder, zusjes en ik mee. Bovendien waren we hier niet welkom. Ik haatte Holland. Het was er koud en grijs, de mensen gedroegen zich onvriendelijk." 

Op Java wachtten echter evenmin rozengeur en maneschijn. Dragt kwam midden in de bershiap-tijd terecht en toen ze 18 jaar was, werd het hele gezin definitief het land uitgewezen. "Je bent en voelt je Nederlandse, maar je jeugd is anders geweest wanneer je in Indië bent opgegroeid. Je houdt altijd heimwee." 

Tolkien
Wat er allemaal gebeurd en veranderd mocht zijn, één ding stond nog altijd vast: Tonke zou tekenaar worden. In Den Haag studeerde ze aan de Academie voor Beeldende Kunsten, om vervolgens docent tekenen aan de Rijswijkse Scholengemeenschap te worden. "Ik begon als illustrator, niet als schrijfster, maar eigenlijk is het één pot nat. Als je de dingen met woorden niet meer zeggen kunt, ga je ze tekenen. Toen ik mijn debuut "Verhalen van de tweelingbroers" (1961, red.) schreef, liep ik soms vast. Dan tekende ik een kasteel en kon ik weer verder. Voor "Torenhoog en mijlenbreed" maakte ik honderden aquarellen om te weten hoe de wouden eruitzagen. Pas daarna ging ik schrijven." 

Dragts liefde voor de schrijver J. R. R. Tolkien is bekend. Haar stijl doet aan die van de Engelsman denken. Soms hanteert ze net als hij bijna een soort eigen taal. Zo heet de koning in "De brief voor de koning" Unauwen. "Het was een onbekende man. "Unknown" in het Engels dus. Daar kwam Unauwen vandaan." Wanneer iemand echter zegt dat ze door Tolkien beïnvloed is, gaan haar haren overeind staan. "Het land Babina in mijn verhalen ontstond al in het concentratiekamp. Toen was ik twaalf jaar en kende ik Tolkien niet eens. Mijn eerste boek was af, toen Tolkien pas begon te schrijven. De enigen die geloven dat ik niet door hem beïnvloed ben, zijn de leden van het Tolkien-genootschap. Kenners zien het. Tolkien ging veel verder. Met elfen en zo." 

Die kom ik in uw werk ook tegen.
"Die zijn al in de concentratiekampen geboren, toen mijn zusjes vroegen of ik hun iets over elfen wilde vertellen. Nu maak ik me er niet meer zo druk om, maar nog altijd ben ik liever een eersterangs Tonke Dragt dan een tweederangs Tolkien." 

Relieus atheïst
Wat opvalt is dat Dragt, die zich een "religieus atheïst" noemt ("Dat kan natuurlijk niet, maar agnosticus vind ik een vervelend woord"), grote bewondering heeft voor het oeuvre van Tolkiens vriend, de tot het christendom bekeerde wetenschapper C. S. Lewis. "Niet alleen zijn sprookjes, ook "De grote scheiding" en "Brieven uit de hel" vind ik enig. Ik kan me best voorstellen dat mensen geloven wat ze geloven. Ik heb geprobeerd me in de koran te verdiepen, ik ken grote stukken uit de Bijbel, maar ik kan niet geloven dat één godsdienst de ware zou zijn. Als God zou bestaan, zou Hij vele gedaanten moeten hebben." 

God is ondoorgrondelijk en alomtegenwoordig, zegt de Bijbel, voor ons, kleine mensen, nooit te bevatten.
"Laten we asjeblieft niet over godsdienst praten." 

Waarom niet?
"Ik ben bang voor fundamentalisme. Dat vind ik eng. Ik ben niet anti-God, geloof ik. Meer antikerk." 

Daarin geeft de Bijbel u misschien ook wel gelijk. Kerkmensen brengen er vaak weinig van terecht, maar daarom zond de Heere God juist Zijn eigen Zoon.
"Dat vind ik een heel mooi verhaal, maar ik kan het niet geloven." 

Toch heb ik de indruk dat u zich realiseert dat er meer tussen hemel en aarde bestaat dan wij kunnen zien en denken.
"Lees mijn boeken maar!" 

"Het kwaad zal op den duur altijd verslagen worden", laat u een personage in "De brief voor de koning" zeggen...
"Dat hoop ik. Aan de andere kant houd ik vast aan Tirillo's gezegde dat je niet moet denken dat je wanneer je tegen het kwade vecht, zelf goed bent. Ik ben er trots op dat die uitspraak sinds ik hem in mijn boek opschreef, nog vaak geciteerd is." 

Het valt me op dat u in tegenstelling tot veel van uw collega's zelden vloekt en geen grove taal gebruikt.
"In de meeste boeken vloek ik niet omdat ze in een andere tijd spelen. Nu houd ik sowieso niet van vloeken, maar in werk dat in deze tijd speelt, zoals "Aan de andere kant van de deur", ontkom ik er niet helemaal aan. De meeste lelijke woorden heb ik van mijn leerlingen in de klas geleerd. Je moet realistisch zijn, vind ik. Voor mij betekent dat overigens dat je nooit véél sterke taal kunt gebruiken. In spreektaal is een vloek namelijk meteen weer weg. Als je schrijft: "Er viel iets op zijn teen" en je voegt daar een vloek aan toe, dan blijft die op het papier staan. Het woord is niet meteen weg en dus is het niet realistisch. Daarom zal ik alleen sterke taal gebruiken als het écht nodig is." 

"Soms sommeert het leven je een andere weg in te slaan dan volgens de regels is toegestaan. Sla die weg dan in en negeer die regels, dat is wat Tonke Dragt lijkt te zeggen", stelt een recensent.
"Dat klopt. In mijn eigen leven heb ik op een gegeven moment het onderwijs eraan gegeven. Ik ben naar Egypte gegaan en hield me vervolgens met schrijven en tekenen bezig, totdat mijn geld op was. Daarna moest ik terug naar de klas, en dat was ook wel weer goed; daar sta je midden in het leven. 

In mijn werk is Tiuri uit "Een brief voor de koning" een voorbeeld van iemand die een andere weg inslaat. Hij negeert alle regels als hij tijdens de nachtwake voor de dag waarop hij tot ridder zal worden geslagen, met niemand mag praten. Ik verzon het verhaal zomaar voor de klas. Tiuri bevindt zich die nacht in een kapel; iemand klopt aan en vraagt dringend om hulp. Tiuri moet een brief naar koning Unauwen brengen. "Wat zouden jullie doen?" vroeg ik aan mijn leerlingen. Natuurlijk riep iedereen in de klas heel nobel dat hij zou opendoen. Wát er in de brief stond, wist ik op dat moment in de verste verte nog niet. Zoiets krijg je als auteur cadeau. Aan de andere kant is er sprake van techniek. Ik heb mijn leerlingen wel eens de opdracht gegeven: "Schrijf een ijskoud verhaal waarin je maar één keer het woord koud mag gebruiken." Het boek waaraan ik nu werk, speelt zich inderdaad in de kou af. Ik omzeil dat woord door bijvoorbeeld zinnen met veel k's te gebruiken. Daar ga je vanzelf van klappertanden. Da's techniek!" 

De belangrijkste ontwikkeling in haar werk is volgens Dragt dat werkelijkheid en sprookje steeds meer door elkaar heenlopen. Worden haar verhalen magischer? "Ja, en tegelijk wordt de realistische wereld realistischer. Ik ben nu zover dat een jongen door een deur open te doen in een totaal andere ruimte stapt. Ik ga me ook steeds meer verdiepen in telepathie." 

U gelooft daarin?

"Dat doet er niet toe. Ik vind het gewoon een interessant gegeven. Net zoals het begrip "tijd" me eindeloos boeit. Ik schrijf daar ook veel over. Iemand gaat in januari naar een andere tijd. Twee dagen later komt hij terug. Het blijkt november te zijn! Dan moet hij uitzoeken: is het november vóór de januarimaand waarin hij vertrok of is het een jaar later? Dat is heel belangrijk voor hem, want tussen hem en zijn grote liefde is het uitgegaan. Als het november vóór zijn vertrek is, dan is het tussen hem en haar nog goed, maar hij weet dat het uit zal gaan. Kan hij dat voorkomen? Als schrijver ben je ook filosoof. Elk mens bestaat in feite uit meer personen. De onuitstaanbare Brozem en de aardige Roberto uit "De Zevensprong" zijn dezelfde jongen." 

U bent zoals u schrijft?
"Ik denk dat over het algemeen het beste van mezelf in de boeken ligt. Ik ben ook maar een gewoon mens. Ik ben heus niet zo nobel als Tiuri, ik ben ook Slupor, de gemene. Weet je van wie ik uit "De brief voor de koning" het meest houd? Mag jij raden... De Dwaas. Tiuri had iemand nodig die hem de weg wees en ineens stond daar De Dwaas. Ik hou van hem. Waarom precies? Dat weet ik niet. Ik weet evenmin waarom ik altijd verhalen heb willen vertellen." 

Misschien om een boodschap door te geven?
"Nee, als er een boodschap in zit, dan zit die er óndanks mezelf in en zodra zij te duidelijk wordt, zou ze onmiddellijk afgezwakt moeten worden." 

U heeft geen bedoeling met uw werk?
"Ik heb helemaal geen doel. Ik weet niet wat het doel van het leven is. "Het doel heiligt de middelen", vind ik een afschuwelijk spreekwoord, maar dat terzijde. Misschien is het doel op zichzelf het zo goed mogelijk lopen van de weg die je gaat. Af en toe moet je even stoppen, om je heen kijken, genieten, je moet nu en dan verdwalen om weer terug te keren. Het reizen vind ik belangrijker dan het reisdoel. En je medereizigers zijn belangrijk! Op korte termijn heeft je leven natuurlijk wel een doel. Je moet eten in huis halen enzovoort. In al die subdoelen zit het grote doel misschien wel verborgen." 

De boeken van Tonke Dragt zijn verschenen bij uitgeverij Leopold, Amsterdam.