Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Drs. A. J. Maasland

Weelderig, maar nooit overdadig

De poëzie van de dichter H. C. ten Berge staat bekend als relatief ontoegankelijk. Ook zijn nieuwste bundel, "Oesters en gestoofde pot", is niet op iedere bladzij even gemakkelijk te interpreteren. Al geven sommige gedichten hun inhoud (gelukkig) vrij vlot prijs.
Het opvallendste kenmerk van "Oesters en gestoofde pot" is zijn veelzijdigheid. De bundel bevat gedichtencycli over uiteenlopende onderwerpen; maar ook veertien vertaalde gedichten en "vier exercities" (zie onder). 

Hieraan vooraf gaan enkele losse gedichten. Een mooi voorbeeld is "Laatste sprong", waarin de dichter schrijft over een koorddanser in actie: "Hoe de ruimte zijn opwachting maakt,/ Hoe de afgrond een handreiking biedt.// In balans op het wiegende touw/ probeert hij de ruimte met voeten te treden. ()" 

Het gedicht is opgedragen aan Simon Vinkenoog en bevat symbolische verwijzingen naar de dood.
 
De cyclus "De cycloop" vormt een van de duistere gedeelten van de bundel. Een ikfiguur die zichzelf "rondogige" noemt, vertelt over de reis in de buik van een schip. Blijkens een aantekening betreft het de beschrijving van een theatervoorstelling. Dit bonttermige verhaal ("een zee van duisternis slaat tegen het kapgebint", "alle vlees is hier tot stof vergaan") valt ongetwijfeld op velerlei wijze te interpreteren. Ook moet gezegd worden dat Ten Berge de eenmaal aangeslagen toon weet vast te houden en dat hij een geheimzinnige sfeer oproept; maar klaardere taal waardeer ik meer. 

De cyclus "Cantus Firmus" vertelt over het verlies van een geliefde en het verval van de natuur. De gedichten zijn lyrisch van toon en dat kan Ten Berge zich permitteren. Een uitdrukking als "terwijl de winternacht een ijsbloem etste" klinkt in de context van het gedicht niet pompeus. Het taalgebruik is veelal beeldend: "De maan hangt wit en vol in de ontbladerde platanen.// De vorst voert een geheim bewind./ Het uiltje slaakt een kreet - "toewíe, toewíe"" 

De afdeling "Vier exercities" bevat een woordspelletje dat wellicht nooit eerder vertoond is: de dichter belicht de veelzijdigheid van een voorzetsel door er telkens een ander zelfstandig naamwoord achter te zetten. Dat levert reeksen op als: "Onder de grond. Onder de maat. Onder de hand () Onder punt vijf. Onder alles. Onder niets. Onder wijl. Onder hevig. Onder langs. Onder laatst. Op de vlonder onder uit." Best grappig, zo een bladzij vol; maar adembenemend is anders. 

De vertaalde gedichten uit de afdeling "Oesters en gestoofde pot" gaan over eten. Hoe Ten Berge zijn bronnen bewerkt heeft, kan ik niet controleren; ik volsta met de opmerking dat zijn vertalingen overkomen als natuurlijk Nederlands. Vooral "Een lied over honger" sprak me aan. De oorspronkelijke tekst dateert uit 1923 en is van de hand van de eskimo Kingmeroet, die vertelt over een vruchteloze jacht: "Mijn gedachten/tolden in het lege/ Als een losgeschoten vislijn// Zou ik ooit weer vaste grond/ Onder mijn voeten voelen?/ Ik wankelde voort en mompelde ()" 

De laatste cyclus bevat onder meer "Een windvlaag in augustus". Het gaat over een mens met het inzicht "dat je alleen aan jezelf de kracht kon ontlenen/ om te doorstaan wat het leven/ aan waarheid en brute leugens zou brengen." Die gedachte is herkenbaar, hoewel er meer valt te zeggen. Verder vertelt het over de roeping tot het dichterschap. 

Ten Berge gebruikt vrije versvormen. Zijn taalgebruik is niet zelden weelderig, maar nooit overdadig. Vaak is het schrijfplezier nog na te proeven. 

Kortom: Het lezen van "Oesters en gestoofde pot" kan een esthetisch genoegen en een blikveldverruimende ervaring zijn. 

N.a.v. "Oesters en gestoofde pot", door H. C. ten Berge; uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 2001; ISBN 90 290 6936 9; 93 blz.; 36,50;