"Paradiso" heet de nieuwe roman van Joke Verweerd. De hoofdpersoon, Wies Schonewille, zoekt net als alle mensen naar een paradijs op aarde. Maar gaandeweg het verhaal komt ze achter de waarheid: "Geen mens kan het paradijs zijn voor een ander, dat is een bodem waar je gegarandeerd ooit doorzakt. Hoe goed je het bedoelt en hoe graag je het wilt."
Wies Schonewille is maatschappelijk werkster en als zodanig maakt ze de grootste fout die ze maken kan: ze gaat een relatie aan met een cliënt. In het begin lijkt alles prima te gaan. Als Arthur maar veel nieuwe indrukken en ervaringen opdoet, is er niets met hem aan de hand. Maar zodra de sleur toeslaat, gaat het mis. Dat ondervindt Wies aan den lijve. Na een periode van spanningen en conflicten, waarin Wies zich meer en meer gemanipuleerd voelt, is Arthur op een dag ineens vertrokken. Niemand weet waarheen.
Wies, zwanger van hun kind, zoekt op stations, op Schiphol, op alle plaatsen waar zwervers zich plegen op te houden. Ze vindt hem niet. Daarmee begint het verhaal in "Paradiso", dat eigenlijk één groot verslag van Wies' verwerkingsproces is. Ze leert stapje voor stapje loslaten, afstand nemen zonder onverschillig te zijn. Intussen wordt haar kind geboren, vindt ze een nieuwe vriendin in Marian -ook een maatschappelijk werkster-, wordt de relatie met haar 'schoonmoeder' Suus steeds hechter en zoekt ze heel voorzichtig houvast in de Bijbel die ze uiteindelijk aanschaft.
Psychologie
De boodschap in het verhaal is duidelijk: Als mens kun je een ander wel liefhebben, maar niet redden. Dat God daarin meer is dan mensen, wordt subtiel duidelijk gemaakt. Dat is een prachtig thema voor een roman, en Joke Verweerd heeft het geloofwaardig neergezet. Ze toont inzicht in het menselijk bestaan, dat vol is van fouten maken, verantwoordelijk zijn, schuldgevoel hebben, vergeving vragen. De problemen die Wies het hoofd moet bieden zijn erg groot, maar niet onrealistisch, en de manier waarop ze ermee vecht komt overtuigend over.
Psychologie is ongetwijfeld het sterke punt van de auteur - niet voor niets volgde ze een opleiding op dat gebied. De personen in het verhaal komen tot leven, ze hebben elk een uitgesproken karakter, dat in iedere uitspraak die ze doen zichtbaar wordt. Suus, de liefhebbende, machteloze Indische vrouw: "Ik wéét en kan niet weigeren." Of Pien, de bijdehante moeder van Wies: "Als hij weigert zich te laten helpen, dan is dat voor zijn eigen rekening. Dan kan hij maar beter wegblijven. Zwerven is weglopen voor het normale bestaan. Bah! Mensen mogen best fouten maken, maar niet aldoor. Iedereen draagt verantwoordelijkheid."
Daartussenin gaat Wies haar eigen weg, denkend over liefde en verantwoordelijkheid, over sterk zijn en offers brengen. Heel mooi wordt het verschil tussen de christelijke en de seculiere denkwijze zichtbaar. Daarin zit wat mij betreft vooral het christelijke karakter van de roman, méér dan in de statements die de auteur af en toe -al dan niet bij monde van haar personages- meent te moeten doen.
Zoals deze: "Ik kan alleen maar zeggen hoe ik het zie, mijn waarheid" -zegt Marian- "Ik weet niet of jij daar iets mee kunt. Maar volgens mij zit het zo. Ieder mens heeft zijn eigen zoektocht naar waarheid. We lopen hier op aarde rond met een opdracht die uitgevoerd moet worden. Daarbij heb je hulp nodig, de hulp van je eigen vermogens -dat wat je te geven hebt, zeg maar- en de hulp van 'helpers'. De helpers komen altijd uit het ene of het andere circuit. Het leger van God of het leger van zijn tegenstander."
Praten
Daarmee is meteen een veel minder sterk punt van de roman aan de orde. De personen in dit verhaal praten en praten maar, ze zijn voortdurend bezig met zelfreflectie, met bezinning op de toestand, met het benoemen van processen - allemaal in een maatschappelijk-werksters-jargon waar je als lezer op een gegeven moment genoeg van krijgt. Natuurlijk, Wies ís maatschappelijk werkster, dus misschien is het wel realistisch om haar gedachten op deze manier weer te geven. Maar leesbaar wordt het verhaal er niet van.
Daardoor komt het dat "Paradiso" veel minder boeiend overkomt dan Joke Verweerds vorige roman, "Permissie". Niet alleen is het taalgebruik soms niet erg origineel -"en toen lachten ze samen omdat plannen maken zo goed voor een mens is"-, dingen worden ook te vaak herhaald. Als Wies in het ziekenhuis een onrustigmakende gedachte krijgt, schiet de curve op de monitor naast het bed omhoog. Dat is mooi gevonden, de lezer ziet het voor zich. Maar als het voor de twintigste keer gebeurt, is het niet spannend meer.
In het algemeen wordt er veel te veel gepraat en gebeurt er te weinig. In een goed verhaal hoef je niet telkens uit te leggen tot welk inzicht de hoofdpersoon gekomen is. "Het ouderschap is niet niks en verantwoordelijkheid kan bedreigend zijn", denkt Wies. Of: "Hoeveel ongerustheid ging er in een mensenleven? Hoeveel zorg, bezorgdheid, angst, onrust, verlangen, verdriet, teleurstelling, gekwetstheid, medelijden? Wat woog het geluk in vergelijking met al die andere gevoelens? Hoeveel invloed hadden goede voornemens van moed en vertrouwen op het bestaan? Als je niet verder kon, sleurde het leven je toch verder. Je moet doen wat je kunt, beslissen en kiezen op hoop van zegen. Er schenen mensen sterker te worden van dit soort belevenissen. Dat was misschien nog wel het vreemdst van alles." Of: "Het wegdoen of zoekmaken van dingen waar hij eerder niet buiten kon, was het afkopen van de onmacht waarmee hij niet kon leven." Enzovoort. Voortdurend is de auteur bezig met uitleggen, verklaren, toepassen. Hier en daar krijgen de gesprekken zelfs het karakter van pure therapie.
Maar er zijn ook sterke gedeelten. Zoals de beschrijving van Wies' ontmoeting met een zwerver op Schiphol. Of het stukje over de krampaanval die Wies 's nachts krijgt en Arthurs paniekreactie daarop. Dergelijke voorbeelden zeggen meer dan alle omschrijvingen van het probleem bij elkaar. Ze maken dat het boek, ondanks de genoemde minpunten, de lezer toch weet te raken. Je verwondert je met de hoofdpersoon mee: "Hoe was het toch mogelijk dat een mens in staat was tot een onmogelijke liefde." De parallel met een grotere, hogere vorm van liefde ligt voor de hand.
N.a.v. "Paradiso", door Joke Verweerd; uitg. Mozaïek, Zoetermeer, 2001; ISBN 90 239 9039 0; 242 blz.; 34,90.