Schrijven is voor Siebelink de dood op afstand houden. "Zolang ik blijf schrijven, zal God me niet tot zich nemen", zei hij eens. En al veel eerder gaf hij aan te schrijven om zich te verweren. "De vijand is echter ongrijpbaar, is leegte, is afwezigheid." De nieuwste roman van Siebelink geeft een aangrijpend beeld van de leegte die mensen uiteindelijk in het ongeluk stort. Al lezend raak je geschokt om zo veel ongeluk en mislukking op een hoop. Hoe gebroken is menselijk leven. Hoe lijden relaties onder onzekerheid.
Wie meer boeken van Siebelink las, komt veel bekends tegen. Bekende locaties: Velp, Arnhem, Ede, Den Haag, zelfs het Lathumse veer speelt weer een rol. Dezelfde situaties: de in verval geraakte kwekerij van het ouderlijk huis, een vader die door een plotselinge godsontmoeting in een "andere wereld" belandt. Dezelfde gevolgen: hoe blijft een gezin bij elkaar als een van hen zo radicaal verandert, hoe ga je met onderlinge schuldgevoelens om als je uit elkaar groeit.
Toch hanteert Siebelink de "couleur locale" altijd weer anders. De "oude kost" wordt in weer een heel nieuwe setting opgediend. Hoofdpersonen zijn de beide broers Lucas en Casper Alteveer (hoe Arnhems is die naam: een stadswijk tegen de Schelmseweg aan).
Lucas is de oudste. Ogenschijnlijk wandelt hij in het spoor van de verwachting: hij studeert ijverig, behaalt daar ook resultaat mee, brengt het zelfs tot een lectoraat aan een universiteit en tot publicatie van een veelgeroemd handboek in zijn vakgebied. Na de dood van de vader leest hij aan tafel uit de Bijbel, is de moeder in veel opzichten tot steun, ontfermt hij zich over de boedel van de kwekerij.
Verloren zoon
Casper is van meet af aan "de verloren zoon." Hij zit gedurig in de Rijnbar en verkoopt zijn aantrekkelijke lichaam aan alleenstaande dames ouder dan hij. Hij is zelden thuis of komt veel te laat thuis op momenten dat een rechtgeaarde zoon er wel is: als vader zijn verjaardag viert. In de weekeinden komt hij pas tegen de vroege zondagochtend thuis, slaapt tot diep in de dag zijn roes uit en doorbreekt daarmee het zondagse ritueel: vader die urenlang een preek leest van een oudvader.
Casper groeit op met de gedachte dat hij bij zijn geboorte niet welkom zou zijn geweest: een ongewenste zoon. Vader zou een meisje gehad willen hebben. Bij het theedrinken hoort Casper vader mompelen over hem: "Slapjanus. Onwaardig. Je bent een onwaardige zoon." Heel Caspers seksueel verknipte leven is een reactie op zijn onvermogen met zijn vader om te gaan. Hij kan niemand blijvend liefhebben. Hij ontmoet vrouwen genoeg, maar de contacten blijven beperkt tot een kortstondige flirt of tot bezoek aan prostituees in een bizarre omgeving. En bij die bezoeken gedraagt hij zich soms meer als een weldoener van de buitenlandse vrouwen dan de mannen die om andere redenen de peeskamer betreden.
Er is maar één vrouw tot wie hij zich zéér aangetrokken voelt en dat is de vrouw van broer Lucas: Ymke. Met haar heeft hij één keer een ongeoorloofde relatie en daaruit wordt de enige dochter van Lucas en Ymke geboren: Gabriëlle.
Knoop
En ook hieruit volgt dan weer een wonderlijke knoop inclusief ontknoping. Casper had in de ogen van zijn vader een meisje moeten zijn. Hij krijgt, zij het op onrechtmatige wijze, zelf een dochter bij zijn schoonzus. En als deze volwassen is geworden, bekent ze min of meer haar liefde aan haar oom. Intussen is Lucas ook het verkeerde pad opgeraakt. Zijn huwelijk is zeer problematisch, ook hij stort zich in de wereld van de prostitutie. In eerste instantie niet als prostituant, maar als iemand die een (overigens getrouwde) vrouw laat werken in een bordeel. Kortom, er komen twee op seksueel gebied verknipte mensen in beeld.
Tussendoor komt Caspers periode in Ede aan de orde, waar hij werkt als archivaris op het gemeentehuis. Hij ontmoet bij frequent cafébezoek Harry Egberts, die werkt op de school die later gesloopt wordt, hier het "Jan Luyken College" gedoopt. Zo kan de schrijver opnieuw een stukje van zijn gram kwijt over de in zijn ogen kennelijk nog altijd ongeoorloofde sloop van dit karakteristieke gebouw in het centrum van Ede.
In de straat waar hij woont, komt hij in contact met de buren Forsman, wier huwelijk ook abominabel is. De enige zoon Hugo wordt door Casper opgevangen en begeleid. Later komt Hugo om door geweld op straat. Iets vergelijkbaars gebeurde enkele jaren geleden in de Edese context.
Lengte
Het voert te ver om heel het boek tot in detail samen te vatten. Er loopt een aantal verhalen en onderdelen door elkaar heen. Soms heb je het gevoel: Moet dat nu allemaal in één boek? Je kunt denken: Siebelink heeft de lengte nodig om Gabriëlle achttien jaar te laten worden. De rode lijn door heel de roman is: een mislukte vader-zoonrelatie stempelt voortdurend het leven van de zoon in negatieve zin.
Er is een onderhuidse liefde van de twee zoons voor de vader, voor het ouderlijk huis. Maar er is de continue onmogelijkheid om daar normaal inhoud aan te geven. Zo dodelijk ernstig de vader leeft na die wonderlijke godsontmoeting, zo losbandig zet de jongste zoon zijn leven voort. En later blijkt ook de oudste zoon geen raad met zichzelf te weten en niet in staat te zijn een normaal leven te leiden.
Wat Siebelink wil laten zien is hoe eenzaam de mens in deze wereld staat zonder vader. Bij hem proef ik ook altijd de worsteling om tot godservaring te komen, zoals dat in het ouderlijk huis zo exclusief aan het licht kwam. Maar dat lukt niet echt. In dit boek is de oplossing die hij iemand laat zeggen: Het leven is de soep, wij zijn de ballen.
Kunst
Wat te zeggen van dit boek? Het hangt er ten dele van af wat je zelf van een moderne roman verwacht. Wil je een verhaal lezen waardoor je in je eigen oordeel bevestigd wordt over alles wat er verkeerd is en verkeerd gaat in dit leven, dan kan ik het niet aanbevelen. Ik las onlangs dat Calvijns insteek bij kunst was: wat ethisch niet verantwoord is, kan niet esthetisch waardevol genoemd worden. Kort gezegd: wat niet mag (vanuit bijbels standpunt), kan niet mooi zijn en mag daarom niet gelezen worden.
Het is in het bovenstaande voldoende duidelijk geworden: dit boek haalt op seksueel terrein nogal wat bizarre kunsten uit de kast. Je kunt zoiets al lezend relativeren door te beseffen dat de schrijver deze fictie gebruikt om de aangrijpende werkelijkheid van het menselijk bestaan aankleding en invulling te geven. Als zodanig heeft het me zeer aangegrepen en opnieuw geleerd hoe nauw het luistert om een gewoon gezond mens te worden en vooral om dat ook te blijven zien in de verscheurde wereld waarin we leven. Ons verweer tegen de leegte blijft leeg. Er is wel een verweer, maar daar gaat een schrijver van een moderne roman niet over, zal Siebelink zeggen.
N.a.v. "Engelen van het duister", door Jan Siebelink; uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 2001; ISBN 90 290 6854 X; 368 blz.