Guus Kuijer krijgt de Gouden Griffel voor zijn jeugdboek "Voor altijd samen, amen". Literair en vanuit de actualiteit bezien terecht, al zullen er misschien nog wel andere boeken zijn die voor die prijs in aanmerking hadden kunnen komen. Maar Kuijers visie op maatschappij en geloof is op z'n zachtst gezegd eenzijdig karikaturaal.
Kuijer plaatst zijn hoofdpersoon, de elfjarige Polleke, in een multiculturele omgeving. Zij en haar vriendin Caro zijn de enige Nederlandse kinderen in hun groep acht; de rest is allochtoon. Polleke is een beetje verliefd op haar Marokkaanse klasgenootje Mimoen, en die liefde is wederzijds. Helaas, hij mág niet van zijn vader en zijn moeder, zo schrijft hij in een briefje. Daar wordt Polleke zo boos om dat ze pinnig terugschrijft: "Rot jij maar op met je pokkecultuur! Ga maar met zo'n meisje dat alvast een stofdoek op haar kop heeft. Lekker handig!" Tot haar grote schrik wordt dat briefje onderschept door de meester, en die begint prompt met een antiracismeproject.
Dat wekt de woede van Pollekes moeder. Zij komt de volgende dag de meester eventjes de les lezen. Dat leidt dan, tot Pollekes ontsteltenis, tot iets heel onverwachts: moeder en meester worden verliefd op elkaar. Goed, haar echte vader, Spiek, die in drugs doet en zelfs in het gevang terechtkomt, heeft zijn gezin al lang in de steek gelaten en zal daar niet mee zitten. Die hééft al een nieuwe relatie. Maar je eigen meester als stiefvader! Polleke moet er niet aan denken. Natuurlijk gaat hij zich dan steeds met haar bemoeien. Ze snapt niets van die grote mensen. "Ik ben pas elf jaar", dicht ze. "Ik zou best wat minder vaak gelijk willen hebben."
Vaders
En passant schildert Kuijer een maatschappij waarin geen enkele volwassene normaal is, zeker de vaders niet. Zie zijn tirade over de verschillende soorten vaders, van "een vader die niet je vader is" via "een vader uit een buisje die je niet kent" tot en met "twee vaders die allebei vrouw zijn maar lesbisch." Een gewone huis-tuin-en-keuken-vader, die trouw is aan zijn vrouw en kinderen, komt in dat rijtje niet voor.
Gelukkig vindt Polleke troost tegen de volwassen boosheid bij haar pasgeboren kalfje Polleke, en toch ook bij Mimoen, die haar trouw blijft. Bovendien heeft ze twee volwassenen op wie ze altijd terug kan vallen: haar opa en oma op de boerderij. Twee mensen die gelovig zijn, en daarom bidden aan tafel. Hardop, zodat Polleke mee kan luisteren.
Dat bidden is een van de thema's die door het hele verhaal heen lopen. Vandaar ook de titel: "Voor altijd samen, amen". Van opa en oma leert Polleke bidden, op háár manier. En vooral op z'n Guus Kuijers. "Je kan goed bidden voor iemand die niks van zijn geloof is", zei opa. Hij schepte zijn bord vol aardappelen. "Ja, je bidt heel mooi", zei oma. Ik zag dat ze 't meenden en daar was ik trots op."
Literair gezien is het -ik zei het al- een goed jeugdboek: kinderlijke, maar af en toe nogal pittige taal, een soms zeer persoonlijk vocabulaire, verrassende gedachtesprongen, geestige taalvondsten, een onstuitbaar snelle verhaaltrant, en niet te vergeten de door de tekst gestrooide soms heel fijnzinnige gedichtjes die Polleke in de pen worden gelegd. Maar ik blijf grote problemen houden met Kuijers visie op maatschappij en geloof, die op z'n zachtst gezegd een nogal eenzijdig karikaturaal beeld geeft.
Er zijn basisschooldirecteuren (ook van christelijke scholen) die elk jaar weer ongelezen alle griffelboeken voor hun school aanschaffen. Het kan geen kwaad in dit opzicht toch even kritisch te zijn!
N.a.v. "Voor altijd samen, amen", door Guus Kuijer; uitg. Querido, Amsterdam, 1999; ISBN 90 214 7266; 92 blz.