Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Monica van den Berg

Opslagplaats voor herinneringen

De nieuwste bundel van J. Eijkelboom draagt een treffende titel: "Het Arsenaal". Het zorgvuldig vormgegeven boekje doet dienst als magazijn voor de wapens van de dichter, zijn woorden. Een opslagplaats voor poëzie.

In het gedicht "Nikè" schrijft de dichter erover: "Het arsenaal raakt leeg./ De grote kanonnen zijn weg,/ doen elders dienst misschien/ als monument, vernageld/ voor alle zekerheid." Misschien is het ook wel zo met Eijkelbooms poëzie: geen grote woorden meer, kortere gedichten, maar nog altijd de scherpe registratie van het kleine, oog voor wat er bovenkomt als andere dingen verdwijnen: "Maar zo zijn er resten/ en rafels te voorschijn gekomen/ die de achtergebleven beheerder/ koestert of wegdoet". 

In deze bundel betoont de dichter zich een goed beheerder die zich bekommert om herinneringen, voorbijflitsende beelden, kindergeluk en vergeten landschap. Flarden en rafels, hij legt ze vast om zo te ontdekken dat de diepste essentie de taal steeds weer ontglipt. 

Kleine dingen
In de eerste afdeling van de bundel spelen herinneringen een belangrijke rol. Het verleden dat het heden overvalt in de kleine dingen: "De brandlucht van één afgestreken lucifer/ brengt eerder een wereld teweeg" en "de velden tot aan een onbesliste einder" doen denken aan "bestoft velours, versleten trijp, niet/ ongelijk aan hoe in vroegere treinen/ de banken waren bekleed." En zo zijn er nog veel meer ontroerende voorbeelden van hoe het verleden je plotseling overvalt. Toch benadert Eijkelboom wat voorbij is niet met een krampachtige weemoed, maar vaak juist laconiek: "De Lorelei van de weemoed kreeg haar speld/ er dit keer niet tussen." 

De kindertijd is het onderwerp van veel gedichten. Wat zich in de ouderdom laat herinneren uit die periode van het leven is vooral het kleine, de schijnbaar onbelangrijke fragmenten. Het kind ontnuchtert alle overbodige ernst van de volwassenheid. Ook die rond het dichterschap: "net heeft dit kind krassen gezet/ in een bundel die je had opengelegd (...) Ach, de dichter zelf zal ook/ het nodige hebben geknoeid/ eer hij dacht dat het af was." 

Wegwerpnamen
Grote woorden krijgen hun oude kindersynoniemen weer even terug: "Wat nu als weegbree staat te boek/ waren toen luizenbloemen (...) Wegwerpnamen uit de tijd dat schoonheid/ je beroerde als misschien nooit later". Voorwerp van nostalgie in deze bundel is ook het -voor de dichter- gedateerde geloof in God, "de god der wrake." Herinneringen uit de tijd dat Hij nog realiteit was -"God weet nog niet/ dat hij dood is en heeft alzo de wereld lief"- worden opgehaald. 

Treffend in Eijkelbooms poëzie is vooral de originaliteit in het benoemen van de dingen. De aandacht wordt niet zozeer getrokken door ritme en rijm. In dat opzicht zijn veel gedichten heel sober en prozaïsch. Het is de eigenheid in het benoemen van de dingen en het tekortschieten daarvan die deze poëzie bijzonder maakt. Van "het rood, tussen kersen en brandweer" van een stootblok in het eerste gedicht tot de tegendelen in het laatste gedicht: een klaproos "op wiebelsteel en met vloeipapier/ dunne blaadjes, maar aanweziger/ dan eeuwigheid" voor een rotsblok "rond van het zwerven." 

Opmerkelijke verschillen, uiteenlopende oogpunten, mythische ervaringen naast ontnuchterende realiteit - dat en veel meer vindt de lezer in deze gedichten. Het is poëzie die nu eens heel gemakkelijk weg leest, dan weer vraagt om achtergrondkennis en wellicht meer ervaring met Eijkelbooms stijl van schrijven. Bovenal zijn het gedichten die je, bijna zintuiglijk, moet ervaren. Bijvoorbeeld de nostalgie in deze strofe: "De kruisbes klapt/ tussen tong en verhemelte open/ en op de tuinbank zitten de tantes,/ hun schoenen in 't vergenoegd knisperend grind." 

N.a.v. "Het Arsenaal", door J. Eijkelboom; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2000; ISBN 90 2951 508 2; 44 blz.