Daniël van den Bos wilde een roman schrijven. Familieleden probeerden hem tot drie keer toe te frustreren: "Het lukt je nooit, je vindt geen uitgever en niemand koopt je boek." Ze zaten er drie keer naast. Het manuscript kwam er, er diende zich een uitgever aan en de eerste vijfhonderd exemplaren van het boek zijn verkocht, in een maand tijd. "Niet slecht hè, voor een debutant."
Knap, flitsend, onthullend. Zomaar enkele nét iets te overdreven kwalificaties die Boekencentrum aan de vorige maand verschenen roman "De binding" meegeeft. Als het boek geen bestseller wordt, ligt het niet aan de uitgever. Die doet genoeg moeite om het debuut van Daniël van den Bos, in het dagelijks leven docent gezondheidsrecht aan de Christelijke Hogeschool Ede, bij het grote publiek aan te prijzen.
"De binding" is een roman over pesten. Het onderwerp ligt goed in de markt. Zeker als het verhaal is geschreven door iemand die zelf als kind het slachtoffer van treiteren, spugen, slaan en schoppen was. Wat kan er dan nog misgaan met "De binding"? Van den Bos: "Ik ben ontzettend benieuwd hoe de vakpers mijn boek beoordeelt. Het is al een maand uit, maar ik heb nog geen enkele recensie gezien. Zal het als literatuur worden aangemerkt? Dát is de vraag die mij bezighoudt."
Naamsverandering
De auteur (47) kwam niet als Daniël maar als Dick ter wereld. Op 22-jarige leeftijd vertrok hij, met zijn kersverse vrouw, naar Nes Ammim in Israël -"toen nog een ontwikkelingsproject"- om daar zijn alternatieve dienstplicht te vervullen. Er bleek in Nes Ammim al een Dick te werken. Van den Bos kon kiezen uit twee opties: voortaan als "Dick met de bril" door het leven gaan of een andere naam aannemen. "Ik koos voor het laatste en kreeg het hele bijbelse spectrum, tot en met Habakuk, voorgelegd. Daniël, dat betekent: God is mijn rechter, sprak me het meest aan. Een prachtige naam, zeker voor iemand zoals ik, die net was afgestudeerd als jurist. Overigens zegt mijn familie nog steeds Dick. Toen ik mijn vader vertelde over de naamsverandering, antwoordde hij: Je denkt toch niet dat ik aan die flauwekul meedoe."
Na drieënhalf jaar Israël werkte Van den Bos vijf jaar bij Youth for Christ in Driebergen, een baan die hij zeventien jaar geleden verruilde voor het hbo-docentschap in Ede. Ook kerkelijk maakte Van den Bos een rondreis. Hij is van huis uit christelijk gereformeerd, voelde zich in de oecumenische gemeenschap van Nes Ammim als "een vis in het water", werd terug in het vaderland opnieuw christelijk gereformeerd, vervolgens hervormd en nog weer later gereformeerd. Die laatste overgang hing samen met zijn verhuizing naar Ede. "Het is een beetje onnozel van me, maar ik dacht dat je in Ede alleen stevig gereformeerde bond kon kerken; dat sprak me niet zo aan."
Eenzaam
Vijf jaar geleden raakte Van den Bos overspannen. Hij had een jaar nodig om uit het dal van depressies op te krabbelen. "Ik heb 's nachts heel wat naar het plafond liggen staren. M'n hele leven trok aan me voorbij." Vooral zijn jeugdjaren maakten veel emoties los. "Ik heb een vrij eenzame kindertijd gehad. Mijn oudere broers bestonden nauwelijks voor mij vanwege het grote leeftijdsverschil. Ver onder mij kwam een broertje, waar ik ook weinig contact mee had. Ik was geloof ik ook wel een beetje een raar joch: ik had vreemde ideeën, waar niemand iets van snapte."
Op de lagere school, de Talmaschool in Arnhem, was Van den Bos het doelwit van stelselmatige pesterijen. Aandacht voor zijn probleem was er niet. "Het werd altijd als een incident afgedaan." Pas tijdens zijn overspannenheid leerde Van den Bos het psychische leed uit zijn kinderjaren verwerken. Hij ontdekte ook dat er onder zijn studenten in Ede waren die kampten met soortgelijke traumatische ervaringen. Vooral dat laatste deed hem besluiten een roman over pesten te schrijven.
Hoewel het verhaal op de Talmaschool speelt, is het boek geen autobiografie, stelt Van den Bos met nadruk. "Sommige scènes zitten dicht bij het autobiografische, maar alle personen zijn bedacht." Het schrijven was voor hem ook geen therapie om het verleden te vergeten. "Ik heb eerst mijn problemen verwerkt en ben daarna gaan schrijven."
Wegzwerven
Vijf maanden lang was Van den Bos "ondergedompeld" in het door hem zelf gecomponeerde verhaal. "Ik zat fysiek te eten aan tafel, maar was met mijn gedachten in het boek. Als ik lesgaf, moest ik mijn aandacht bij de klas houden, maar zodra ik een vergadering had, zwierf ik weer weg."
Als zeventienjarige noteerde Van den Bos in zijn dagboek dat hij schrijver wilde worden. "Sinds die tijd heb ik van alles en nog wat gepubliceerd: artikelen, ingezonden brieven in kranten en een handboekje voor jeugdevangelisatie. In mijn computer zitten wel honderd ontwerpjes voor boeken, ideeën en stukjes." Toch bleef zijn debuut als romanschrijver lange tijd uit. Van den Bos kan er geen andere verklaring voor geven dan deze: "Mijn leven liep nu eenmaal zo."
Van den Bos schrijft zijn roman "De binding" in de ik-stijl. De hoofdpersoon is Paul Keijser, een keiharde advocaat, die door een vroegere klasgenoot, Nico Davids, wordt aangeklaagd als pester. Er volgt een heftig proces van zes dagen, waarin Paul met veel pijn en moeite zijn vroegere gedrag leert toegeven.
Volgens Van den Bos zit zijn boek vol symboliek. "Het getal zes is er een voorbeeld van. Het verhaal bestaat uit zes hoofdstukken van elk zes paragrafen. Het is niet moeilijk daarin een parallel met de zes scheppingsdagen te ontdekken. De hoofdpersoon, Paul, verandert in zes dagen van een kille, koude man, die alleen maar oog heeft voor uiterlijke dingen, in een echt mens, die zich werkelijk interesseert voor anderen. Daarom is mijn boek al een soort bekeringsverhaal genoemd."
Genesis 22
De schrijver is benieuwd hoeveel symboliek de lezers uit zijn boek zullen halen. "Ik heb iemand gesproken die me vertelde: "Ik ben voor de derde keer in je boek begonnen en ik ontdek steeds weer nieuwe dingen." Daar hou ik van: puzzelen in een boek. Een goed boek is net als een bijbelstudie. Je leest, herleest, bladert terug, vergelijkt en ontdekt."
Het scheelde niet veel of de roman had "De zes klassen" geheten, naar analogie van de hoofdstukken. Een collega van Van den Bos bracht hem echter op een andere titel. "Hij toonde mij een illustratie van Rembracht, "Abraham offert Izaäk", als mogelijke voorkant voor mijn boek. Deze geschiedenis uit Genenis 22 is een soort sleutelverhaal in het boek. Joden noemen deze gebeurtenis: de binding. Ik vond dat bij nader inzien een prachtige titel. In het strafrecht speelt het begrip "binding" een belangrijke rol; denk aan de binding, zij het een negatieve, tussen dader en slachtoffer."
Vanaf het moment dat Van den Bos een uitgever had, kreeg hij een ervaren auteur op z'n nek: Ronald Westerbeek. "Hij heeft het manuscript gelezen en kwam met een zee aan kritiek. Dat was een ontnuchtering. Ik heb niet alles overgenomen, maar mijn boek is er wel beter van geworden."
Wat vindt Van den Bos zelf van zijn roman? "Ik schrijf korte zinnen; mijn dialogen zijn heel direct. Dat is tegelijk ook de kritiek van anderen: ik zou beeldender moeten schrijven. Ronald Westerbeek zei: "Ik wil een vlieg omhoog zien kruipen in een straal van zonlicht op het schoolbord." Daar zit wel wat in. In mijn volgende boek, over de dood, ga ik dat ook zeker proberen. Ik ben een beginner, maar wel een die de smaak van het schrijven te pakken heeft."