Het blijft altijd een probleem om in een paar zinnen het begrip literatuur te definiëren. Een algemeen geldende definitie is er niet en in deze recensie kun je geen opsomming van kenmerken verwachten. In ieder geval hoeft literatuur niet per se praktisch te zijn.
Ook is communicatie tussen schrijver en lezer niet het belangrijkste doel. Wel kunnen het literair taalgebruik en de inhoud ons ontvankelijk maken voor nieuwe ervaringen of voor een nieuwe ordening van ervaringen. Dan spreek je van de-automatisering van onze waarneming. Maar zoals communicatie en herkenning niet het doel zijn van literatuur, zo is totale vervreemding ten opzichte van vertrouwde patronen dat ook niet.
Willem Brakman (1922) is wel op die vervreemding uit. "Een lezer moet in een tekst kunnen verdwalen. Dat is belangrijker dan alleen begrijpen. Verdwalen vereist begaafdheid, talent en eruditie. (...) Mijn boeken zijn net zo ingewikkeld als het leven zelf. Gecompliceerd, op het schizofrene af." Volgens mij heeft Brakmans laatste boek, "De koning is dood", niets met de werkelijkheid, ook niet met een gecompliceerde, te maken.
Op die manier schrijft Brakman al bijna veertig jaar. En wat moet je nu met zijn 45e publicatie? De man publiceert een niet-aflatende stroom aan boeken, minimaal één per jaar. De toptien is geen plaats voor hem; dat is beneden zijn waardigheid. Oppervlakkigheid en menseneer zijn niet aan hem besteed.
Hij houdt het bij zijn aloude motieven. Al vanaf zijn eerste boek spelen maatschappelijk geïsoleerde personen een hoofdrol. De hoofdfiguur in "De koning is dood" is een melancholieke man die "veel misverstaan en door onbegrip gehinderd is in zijn leven." Dat komt hem wel goed uit of het heeft hem dermate misvormd dat hij het contact met andere mensen niet meer op prijs stelt. Toch schijnt een dokter zich met hem verwant te voelen omdat hij na zijn dood diens praktijk mag overnemen. Daarmee is het tweede, aloude, medische motief ook weer gerealiseerd.
De dokterspraktijk is verre van bloeiend te noemen en de nieuwe dokter krijgt dan ook nauwelijks bezoek. Omdat er zo veel tijd over is, onderneemt hij zwerftochten. Hij komt in aanraking met allerlei vreemde bewoners, zowel boven- als ondergronds. De lezer wordt dan verstrikt in Brakmans oeverloze, grillige en fantastische vertelkunst. Hij doet geen moeite de lezer houvast te bieden. Vervorming is het doel.
Maar zoals herkenning het doel van literatuur niet is, is vervorming dat ook niet. Omdat de band met de werkelijkheid totaal wordt doorgesneden, vervalt de lezer in een soort van "laat maar komen". De zinnen en associaties volgen elkaar dan ook in een snel tempo op: "Wie is er meer dan alleen ik. Ik voel mijn voeten niet meer, ze zijn mij te ver weg. Ze in te halen daar is geen beginnen aan. Ik zou trouwens niet weten of het wel mijn voeten waren want ik voel ze niet meer. Ongetwijfeld zijn het zeer vreemde voeten, zoals trouwens alle voeten. De eerste liefde in mijn leven vernietigde ik door liggend in het hete zand een voet van haar te strelen en te zeggen "wat heb je mooie handen." Was het trouwens wel in heet zand want nu ik het zeg is er schemer van groene schaduw in mijn hoofd en het late licht van een dun zonnetje", enzovoort, enzovoort. Of: "Het (sonnet) was kegelvormig opgebouwd, begon bronzen maar klapte daarna open in een gebalde melange van net!, nut!, nat!, naat! Een orale man tot op het bot en het Poolse niet toegedaan." Na alle ontwarring en ontleding blijft er niets over. Zonde om daar 40 gulden voor neer te tellen.
N.a.v. "De koning is dood", door Willem Brakman; uitg. Querido, Amsterdam, 1999; ISBN 90 2145 419 X; 198 blz.