Toen Stephan Lang in 1975 uit het Roemenië van Ceausescu naar ons land wist te ontsnappen, hoefde hij op weinig begrip te rekenen. Voor de bijziende links-intellectuele kringen waarin hij terechtkwam, was het communisme allesbehalve een weerzinwekkend systeem. Die Hongaarse Roemeen zou wel sterk overdrijven met zijn rampverhalen. "De Mollenjager", een autobiografische roman, is een nieuwe poging een verzwegen tijd boven de grond te krijgen.
Al eerder vergunde Lang de Nederlanders een blik achter de ijzeren schermen. Zijn boek "De Transsylvanische Bruiloft" (1997) vertelt de verwikkelingen die volgen op een bezoek dat hij als student in Timisoara aan een jeugdvriend wil brengen. De geheime politie Securitate arresteert de auteur, die geen toestemming heeft in het grensgebied met Hongarije te vertoeven, op verdenking dat hij naar het buurland wil ontsnappen. Gevangenschap, marteling, vrijlating, en alsnog een geslaagde vlucht via Hongarije naar de gedroomde bestemming Nederland volgen.
Zelfs in ons land, waar hij eindelijk een verblijfsvergunning krijgt, is Lang nog niet van de Securitate en andere ongure Roemeense elementen af. Tot overmaat van ramp weigert zijn kennissenkring in het bijzonder en ook de rest van de samenleving al te veel waarde te hechten aan de verhalen van de man uit Transsylvanië. Achtervolgingswaanzin is de naïeve analyse die het meest frequent wordt gesteld. Lang raakt op bizarre wijze zijn vriendin kwijt en grijpt vaker dan goed is naar de fles.
In het meer ingetogen "De Mollenjager" gaat Lang verder terug in het verleden. De titel is ontleend aan zijn bijnaam, die hij kreeg toen hij in Roemenië als kind op bevel van zijn moeder een levende mol de nek had omgedraaid. "Als je hem wurgt, krijg je de krachten van dat beest in je. Dat zal je helpen alle moeilijkheden in je leven te overwinnen." Door een innerlijke onrust gedreven, keert Lang in 1990 naar zijn geboorteland terug. Zijn moeder verkeert in de terminale fase van kanker.
Tegen de achtergrond van een sterfhuis waar kibbelende familieleden beurtelings hun moeder verzorgen, diept Lang herinneringen op aan zijn jeugd in de grensstreek. Wat de rooms-katholieke Hongaarse Roemenen, de "fanatieke gereformeerden" van het dorp verderop en de orthodoxe Roemenen ook scheidt, een eendere grauwsluier van het dagelijkse leven hangt over hen. Opnieuw laat Lang zien hoe destructief het communisme voor zijn geboorteland heeft uitgepakt.
Met knap in elkaar verweven heden en verleden, treffende dialogen en een pakkende sfeer loodst Lang zijn lezers in korte zinnen door zijn roman. Aan het einde beseft de auteur eindelijk waarom hem altijd een vage onrust heeft gekweld. Zijn vader is de sleutel: "Nu weet ik waarom ik me altijd schuldig heb gevoeld. Waarom ik pijn had, elke keer als je naar me keek. Ik schaam me nu voor dat onrustige, extroverte kind dat ik ben geweest en dat altijd om aandacht vroeg. Nu kan ik niets meer voor je doen. Niets meer rechtzetten."
Waar Lang wel aan zou kunnen sleutelen, zijn een paar ongepaste uitdrukkingen die geheel onnodig zijn boek zijn binnengeslopen.
N.a.v. "De mollenjager", door Stephan Lang; uitg. De Geus, Breda, 2001; ISBN 90 5226 865 7; 156 blz.; 37,45.