Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: A. J. Maasland

De gave van het gebrek

In een essay over de schilder Hans Giesen uit 1992 vertelt de schrijver J. Bernlef hoe hij, lezend in een autobiografisch verslag van een blind geworden man, een licht gevoel van afgunst ervoer. "Misschien, zo dacht ik, had hij de tuin wel veel beter gezien dan ik met mijn ogen, maar zonder mijn oren." Van deze gedachte kan Bernlefs nieuwe roman "Boy" de uitwerking heten.

William Stevens is verslaggever in een Amerikaans dorpje uit het eerste kwart van de twintigste eeuw, waar zelden iets opzienbarends gebeurt. Hij vult de kolommen van de kleine krant waarvoor hij werkt voornamelijk met "in de knop gebroken verhalen", voorvallen die min of meer op het nippertje goed aflopen en daarmee feitelijk geen nieuws zijn. 

Dan blijkt de 32-jarige komedieactrice Polly Todd gewurgd. Ontkleed wordt ze gevonden op haar bed, terwijl in haar kledingkast -die niet op slot zit- een jongen wordt aangetroffen, van wie niemand het verleden kent en die doofstom blijkt te zijn. Hij wordt ingerekend en later door de jury veroordeeld. 

Zingeving
Stevens, die zich aangetrokken voelde tot Polly, interesseert zich voor de zaak. Wie was die doofstomme jongen precies en waarom zou hij de actrice om het leven hebben gebracht? Hij achterhaalt een deel van diens levensgeschiedenis en raakt er meer en meer van overtuigd dat de jongen, die Boy wordt genoemd, de misdaad niet begaan heeft en kán hebben. 

Boys geest blijkt op een uitzonderlijke wijze gestructureerd. Vanwege zijn auditieve handicap is zijn abstracte denkvermogen ernstig gestoord; hij legt volstrekt andere verbanden dan normaal ontwikkelde mensen. Iets van de manier waarop de jongen de wereld ervaart, bleek toen hij eropuit mocht met een foto- en een filmcamera. Zaken als een schoen naast een lampetkam of een spijker die uit een schutting steekt zijn voor hem van het hoogste belang. "Aan zingeving leek hij geen behoefte te hebben omdat die zin voor hem kennelijk de werkelijkheid zelf was; er hoefde niets aan veranderd of verbeterd te worden." 

Elders in het boek treedt een oudere man op die nog voor zijn twintigste zijn gezichtsvermogen kwijtraakte en als gevolg daarvan een uitzonderlijk scherp gehoor bezit. Een beperking blijkt tevens een verrijking te kunnen zijn. ""Hoor je dat konijn daar piepen," vroeg hij. (...) "Nee", zei ze, "ik hoor niets." "Dat komt omdat je ogen te goed zijn."" 

Zintuigen 
Bernlef is gefascineerd door het menselijk bewustzijn. Waar liggen de grenzen van ons waarnemingsvermogen? Welke consequenties hebben zij voor onze werkelijkheidsbeleving? Een doofstomme en een blinde leven in een andere wereld dan normaal begaafde mensen, maar zijn zij daarmee bij voorbaat armer aan zintuiglijke ervaringen? Boy en de oudere man laten zien dat het tegendeel het geval kan zijn. Veel mensen zitten "gevangen in hun kijkgewoonten." De roman is te lezen als een pleidooi voor een bewust en intens gebruik van onze zintuigen. 

Een verwante kwestie komt aan de orde via William Stevens. Diens stokpaardje is de vraag naar "het nut en de aard van een gebeurtenis." Sommige voorvallen lijken voor de term "gebeurtenis" te onbeduidend, zoals het langzaam in de wind heen en weer draaien van een tuinhek. Maar wie bepaalt dat? De tegenstelling tussen "de vluchtige wereld van schijnberichten" en "de heldere wereld van de feiten" bestaat bij nader inzien niet. 

Eén stap verder en je denkt: Hebben gebeurtenissen sowieso wel enig belang? Of is het hele menselijke bestaan een zinloze geschiedenis? Aan die levensvraag lijkt Bernlef zich niet te wagen. Hij beantwoordt hem niet bij voorbaat ontkennend, maar meent waarschijnlijk dat niemand hierover iets zinnigs kan zeggen; dogma's zouden slechts iets vertellen over de manier waarop onze zintuigen indrukken verwerken. Wie alleen rekent met tast-, hoor-, zicht- en desnoods ruikbare zaken komt waarschijnlijk uit op deze conclusie. Het aanvaarden van een bovenzintuiglijke werkelijkheid is een daad van geloof, op de redelijkheid waarvan op deze plaats niet kan worden ingegaan. 

Details
Naar literaire maatstaven valt er op "Boy" niets aan te merken. Het karakter van de hoofdpersonen is diepgaand en geloofwaardig getekend. De kernvragen komen niet overnadrukkelijk aan de orde en worden doeltreffend ondersteund door motieven als de geluidloze film en gedachten over 'een blinde muur'. 

Ook de beschrijving van het alledaagse leven wekt bewondering: een veelheid aan details is schijnbaar uit de losse pols neergeschreven, maar verraadt in werkelijkheid grote achtergrondkennis en studievlijt. Vertoon van taalvirtuositeit ontbreekt. Wellicht is de stijl wat aan de vlakke kant, maar dat hindert niet of nauwelijks. Verder krijgt Polly Todds dood een niet ongeloofwaardige verklaring.
Zoals veel moderne literatuur, stelt echter ook Bernlefs nieuwste roman voor de vraag: Wil ik mijn geest vullen met het vuil van de wereld? "Boy" beschrijft de buitenechtelijke relatie die William aangaat tot in de intiemste details, wat het gedachteleven van de lezer geen goed doet; in ieder geval treedt gewenning op aan een levensstijl die in het licht van de Bijbel slechts als zondig bestempeld kan worden.
Het besluit het boek te lezen is dan ook niet vanzelfsprekend.