Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: dr. J. de Gier

Het luisterend oor van Ida Gerhardt

"De psalmen hebben de bewogenheid en de tekening van levend water, waar weer en wind steeds wisselend overheen gaan. Nooit kunnen onze ogen scherp genoeg zien, nooit onze oren opmerkzaam genoeg luisteren." Dat is in een notendop de visie van Ida Gerhardt op de psalmen. Een vertaler of berijmer moet vóór alles luisteren om de nuances op te merken. Zelf heeft ze dat in praktijk gebracht in haar eigen prozavertaling die we aantreffen in het derde deel van haar "Verzamelde gedichten". 

Ida Gerhardt (1905-1997) is als dichteres lang ondergewaardeerd. Ze debuteerde -met de bundel "Kosmos"- op een wat ongelukkig tijdstip: 9 mei 1940, één dag voor de Duitse inval. Na de oorlog eisten de Vijftigers alle aandacht op. Ida Gerhardts klassieke poëzie stond daar mijlenver vanaf. In tegenstelling tot de Vijftigers vinden we bij haar strengheid, stugheid soms in de vormgeving én afhankelijkheid van een Gever die "trouw" is, zoals ze verwoordt in het gedicht "Dankzegging": 

Het valt mij soms zo zwaar,
't werk in zijn stugge ronden.
Maar het voldragen vers zegt voor
die strengheid dank,
zo vaak Uw trouw mijn huis, mijn arbeid heeft gevonden. 

De belangstelling voor haar poëzie bleef lange tijd beperkt tot een tamelijk kleine groep lezers. Pas rond 1970 kwam daar verandering in, voor een belangrijk deel dankzij uitgever-classicus Johan Polak, die haar uitgaven ging verzorgen en daarvoor kosten noch moeiten heeft gespaard. De echte doorbraak kwam rond 1980. Na diverse andere bekroningen ontving ze toen ook enkele grote prijzen: de Prijs voor Meesterschap van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden (1979) en de P. C. Hooftprijs (1980).
In deze stijgende waarderingscurve past ook de eerste uitgave van haar "Verzamelde gedichten" in 1980, sindsdien regelmatig herdrukt en bij de vierde druk (1989) uitgebreid met de bundels die ze vanaf 1980 nog heeft gepubliceerd. 

Vertalingen
In het thans verschenen deel drie, dat het drieluik van de "Verzamelde gedichten" compleet maakt, treffen we Ida Gerhardts vertalingen aan. De twee pijlers van haar hele oeuvre -klassiek en christelijk- zijn in dit deel wel bijzonder duidelijk aanwezig: het bevat drie vertalingen uit de klassieken -Lucretius, Vergilius en de "Anthologia Palatina"- en een vertaling van alle 150 psalmen.
Van de Latijnse dichter Lucretius (eerste eeuw v. Chr.) vertaalde ze Boek I en Boek V uit diens "De rerum natura" onder de titel "De natuur en haar vormen". Lucretius wilde in dit werk de lezer inwijden in de leer van Epicurus, de Griekse wijsgeer van omstreeks 300 v. Chr., wiens naam voortleeft in de filosofische stroming van het epicurisme. Zowel de vorm -de strenge opvatting van het dichterschap- als de inhoud ervan boeide Gerhardt zeer. Ze handhaafde de hexameters: zes versvoeten per regels. Lucretius is een oude liefde van haar: de vertaling is een herdruk, op enkele punten verbeterd, van het tweede deel van de dissertatie waarop ze in 1942 cum laude promoveerde.
Van Vergilius (70-19 v. Chr.) vertaalde Gerhardt het leerdicht "Georgica" onder de titel "Het boerenbedrijf". Het behandelt in vier delen verschillende aspecten van het boerenbedrijf, respectievelijk de akkers, de bomen, het vee en de bijen. Het werk ontstond in nauw overleg met Vergilius' vriend en beschermer Maecenas -wiens naam de algemene benaming werd voor een kunstbeschermer- en Octavianus, bekend geworden als keizer Augustus.
De derde vertaling uit de klassieken betreft "Uit de Anthologia Palatina". De "Anthologia Palatina" is een omvangrijke verzameling met overwegend korte gedichten van Griekse oorsprong. In 1963 verscheen een bloemlezing daarvan, getiteld "Krekels in olijventuinen", waaraan twintig vertalers hebben meegewerkt. De bijdrage van Ida Gerhardt daaraan -tien epigrammen en andere korte gedichten- is nu ook in de "Verzamelde gedichten" opgenomen. 

Psalmen
Ten slotte het omvangrijkste werk: een vertaling in proza van alle 150 psalmen, tot stand gebracht in nauwe samenwerking met haar vriendin, de neerlandica Marie H. van der Zeyde.
Al deze vertalingen getuigen van grote nauwkeurigheid en eerbied voor het origineel. De "Aantekeningen" achterin maken nog eens extra duidelijk dat veel wikken en wegen aan de uiteindelijke keuze van een bepaald woord voorafging.
Op de vierde vertaling, die van de psalmen, wil ik iets dieper ingaan. In 1972 verscheen onder auspiciën van de Katholieke Bijbelstichting en het Nederlands Bijbelgenootschap de uitgave: "De Psalmen. Uit het Hebreeuws vertaald door Ida G. M. Gerhardt en Marie H. van der Zeyde". Vele jaren van studie -de beide vertalers moesten zich eerst het Hebreeuws eigen maken- en vele jaren van gedisciplineerde, nauwgezette arbeid waren daaraan voorafgegaan. De vertaling kwam voort uit onvrede met de bestaande psalmvertalingen en -berijmingen, waarin naar de mening van beiden de schoonheid van de Hebreeuwse poëzie grotendeels was wegvertaald. In de woorden van Gerhardt: "vreemde, verstarde, hortende en veelal onverstaanbare taal."
Gerhardt -en dat geldt uiteraard ook voor Marie van der Zeyde- heeft primair willen "luisteren, luisteren en nóg eens luisteren." In een toespraak bij de presentatie van een getoonzette uitgave -er is en er wordt in bepaalde kerken en kloosters uit gezongen- gebruikt de dichteres het beeld van het water: zie het begin van dit artikel. Het water kan rijzen en dalen, het kan verstild zijn, maar ook omslaan in een levensgevaarlijke stormvloed: zo genuanceerd zijn ook de psalmen en om die nuances te horen moet er geluisterd worden met een dichterlijk oor. 

Poëtisch proza
Het resultaat is een soort poëtisch proza. Niet alleen met behulp van het Hebreeuwse parallellisme, maar ook door frequent gebruik te maken van alliteraties, assonances en het ritme van het zogenaamde heffingsvers (meestal drie accenten per regel) wordt het poëtisch karakter versterkt. Psalm 1 levert meteen een sprekend voorbeeld van het weergeven van de nuances: in vers 1 en 5 wordt het woord "schender(s)" gebruikt, in tegenstelling tot de bestaande vertalingen die spreken van "zondaar(s)". In een aantekening achterin wordt de keuze verdedigd: "de Hebreeuwse woorden die veelal steeds met "zondaren" en "bozen" worden weergegeven, vragen een genuanceerder vertaling." Aldus de beide vertalers.
Zij beschouwen de psalmen als "een boek voor alle eeuwen." Daarom geen valse actualisering in het taalgebruik, geen geflirt met de eigen tijd. Zo ontstond niet alleen een poëtisch, maar ook een klassiek taalniveau. Soms zeer compact, zoals in Psalm 22:7 waar het werkwoord ontbreekt: 

Doch ik - een worm en geen mens,
spot der schare, veracht door het volk. 

De keerzijde van hun aanpak is echter dat woordgebruik af en toe (te) archaïsch overkomt, zoals "gerecht" in "Gerecht is de Heer in zijn wegen" (Psalm 145:17) en naamvalconstructies als "uwer vingeren werk" (Psalm 8:4).
Frequenter is een wat onnatuurlijke zinsbouw: "Dat mijn broeders uw naam ik mag melden" (Psalm 22:23), "zó toch los mijn geloften ik in" (Psalm 22:26), "Van de Heer draagt de zegen hij mee" (Psalm 24:5), "dat uw volk rechtvaardig hij richte" (Psalm 72:2), "Ik hef op naar de bergen mijn ogen:/ vanwaar zal mij komen de hulp?" (Psalm 121:1).
De plaats van bepaalde zinsdelen -onderwerp, lijdend voorwerp- doet wat gewrongen aan. En hier wordt zichtbaar dat ook het poëtisch principe -de ritmische keuze- een keerzijde heeft: enerzijds fraaie vondsten, klassiek en gedragen taalgebruik, anderzijds soms helaas een enigszins tegennatuurlijke zinsbouw.
Het eerste wint het in mijn waardering overigens verre van het tweede. Het is een prachtige, kloeke, gebonden uitgave

N.a.v. Verzamelde gedichten door Ida Gerhardt; Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1999; ISBN 90 253 1733 2;565 blz.; 125,00