Timmermans, Felix
Boer Wortel is een dankbaar man. Aan het begin van de roman "Boerenpsalm" van Felix Timmermans horen we hem zeggen: ,,God, ik dank U dat Gij van mij een boer hebt gemaakt". En aan het slot: ,,Mijn hart en mijn mond staan niet stil om U te loven". Maar tussen beide citaten is er heel wat gebeurd. Ook dingen die boer Wortel niet sieren. Daarom beseft hij al lovend zijn eigen onwaardigheid: ,,Gij hebt mij niet gespaard en me van tijd tot tijd enige kletsen gegeven. Een goede vader spaart de roede niet".