Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Enny de Bruijn

Zeven vragen over Harry Potter

In de loop van tien jaar heeft de Harry Potterdiscussie onder christelijke lezers behoorlijke afmetingen aangenomen. De argumenten zijn ingewikkelder geworden, de meningen genuanceerder. Maar de vraag die het hele debat beheerst, blijft dezelfde: Kweekt de schrijfster sluw begrip voor magische praktijken, of brengt ze een positieve boodschap onder een dekmantel van soms dubieuze mythische beelden? Hieronder -aan de hand van zeven vragen- een vergelijking van J. K. Rowling met twee andere Britse fantasyschrijvers: C. S. Lewis en J. R. R. Tolkien.

1. Wie is de beste verhalenverteller, Lewis, Tolkien of Rowling?

Je zou het bijna vergeten in de discussie over allerlei levensbeschouwelijke kwesties, maar we hebben het hier wél over drie begaafde schrijvers uit de wereldliteratuur. Rowling met haar Harry Potterserie, Tolkien met zijn ”Lord of the Rings” en Lewis met zijn ”Chronicles of Narnia” hebben alle drie gekozen voor het genre van de fantasy. Daarbij hebben ze elk een wereld verzonnen met mythologische figuren en ideeën, met eigen wetmatigheden die afwijken van de gewone realiteit. Alle drie hebben ze hun verhalen filosofisch en psychologisch goed doordacht, beschikken ze over een rijke verbeelding, vertonen ze een grote taalbeheersing en uitdrukkingsvaardigheid. Lewis weet de meeste ontroering te wekken met zijn heimwee naar de werkelijkheid achter de zichtbare dingen, en hij verwijst ook het duidelijkst naar wat christenen daarover geloven. Tolkien bezorgt zijn lezers de meest verheven gevoelens met zijn archaïsche helden en zijn superieure ’hoge’ stijl. Maar Rowling is psychologisch het sterkst en het meest realistisch, van haar hoofdpersonen ga je als lezer het meest houden.

Wie deze schrijvers in hun literaire context bekijkt, kan niet anders dan zien hoe opmerkelijk ze stuk voor stuk zijn in hun verzet tegen de tijdgeest: tegen het individualisme, het egoïsme en het postmodernisme. De literatuur van de twintigste eeuw is voornamelijk bezig geweest met het afbreken van alle waarden en normen, met het uiteenvallen van de werkelijkheid, het tekortschieten van de taal, het onvermogen van de verbeelding, het failliet van de absolute waarheid - troosteloosheid en uitzichtloosheid alom. Zelfs aan de wereld van het fantasykinderboek is die ontwikkeling niet voorbijgegaan: uit de verhalen van bijvoorbeeld Philip Pullman, Isabel Hoving en Paul van Loon spreekt overduidelijk een antichristelijke geest, die het kwaad verheerlijkt, en waarin vloeken en blasfemie niet geschuwd worden. Dwars daartegenin doen Lewis, Tolkien en Rowling echter een poging om staande te houden dat het ware, het goede en het schone wel degelijk bestaan, en dat het de moeite waard is om zulke dingen na te streven.

2. Zijn sprookjesmotieven onschuldig?

Onder christenen zal altijd wel verschil van mening blijven bestaan over het gebruik van mythologische beelden. Dat was eeuwen geleden al zo, dat is nog steeds zo. Daniël Heinsius, in de zeventiende eeuw secretaris van de Dordtse Synode, verdedigde vurig de mythologie met het argument dat je het allemaal niet letterlijk moest nemen, dat je allegorisch moest lezen. Terwijl Willem Sluiter, predikant en piëtistisch dichter uit diezelfde tijd, het noemen van heidens-mythologische namen alleen al als afgoderij bestempelde.

Die twee standpunten zijn nog steeds even duidelijk hoorbaar, en ook allebei legitiem - want grotendeels afhankelijk van de omstandigheden van de lezer. Wie erg vanuit de opvoedkunde kijkt, ziet bijvoorbeeld meer bezwaren dan wie de verhalen gewoon op zichzelf beschouwt. C. S. Lewis zelf schreef ooit dat mythische beelden en motieven een soort zwakke afspiegeling waren, een heenwijzing naar de echte realiteit van het christendom. Hij besefte echter heel goed dat niet iedereen dat zo beleefde, en dat niet iedereen Jeruzalem door de Schone Poort betrad: „Cultuur is niet ieders weg naar Jeruzalem, en voor sommigen is het een weg ervandaan.”

Maar welk standpunt je als lezer ook inneemt, je moet wel consequent zijn. Deze discussie gaat niet alleen over Harry Potter, deze discussie gaat in wezen over de vraag welke waarde je toekent aan literatuur en fantasie. Als je Harry Potter afwijst, moet je dat ook doen met zo ongeveer de helft van de wereldliteratuur, waarin tovenaars, heksen, mythologische wezens, magische gebeurtenissen, spoken of geesten voorkomen. Dus geen Griekse mythologie, geen middeleeuwse volksverhalen, geen sprookjes, geen ridderromans, geen Shakespeare of Goethe of Dickens, geen Tolkien of Lewis, zelfs geen Vondel, Bilderdijk of Achterberg. Misschien is dat ook de beste manier: bij twijfel onthoud je jezelf.

Blijft staan dat de risico’s per lezer verschillend zijn. Wat mij betreft zijn sommige romans met het etiketje ”christelijk” dubieuzer dan de Harry Potterserie, want veel dieper doordrenkt van magisch denken. Dat zie je niet op het eerste gezicht, want aan de oppervlakte lijken het absoluut realistische, christelijke verhalen, maar als je afdaalt in de diepere lagen schrik je soms. Gebed jaagt de duivel automatisch op de loop, of veroorzaakt de ene wonderbaarlijke uitredding na de andere, en mystieke ervaringen lijken het hoogste wat je als mens kunt bereiken. Zulke ideeën hebben absoluut meer met magie dan met christendom te maken. In dat opzicht levert Harry Potter minder risico’s op: daar zit de magie tenminste alleen maar aan de oppervlakte, terwijl daaronder een verhaal zichtbaar wordt dat over de wezenlijke vragen van goed en kwaad gaat.

3. Kent Harry Potter een duidelijk onderscheid tussen goed en kwaad?

Een veelgehoord argument van Pottertegenstanders is dat goed en kwaad in het verhaal door elkaar heenlopen. „God en de duivel worden voorgesteld als een en dezelfde hogere macht (holisme). Mensen moeten ’hem’ helpen door de zwarte kant ervan te bestrijden en de ’goede’ kant te versterken, waarbij alle magische technieken geoorloofd zijn.” Dat argument was nooit heel sterk, maar na lezing van de hele serie is het zeker niet meer vol te houden.

Er is bij Rowling een heel duidelijk onderscheid tussen goed en kwaad, en het kwaad moet bestreden worden, ten koste van alles, zelfs van het eigen leven als dat nodig is. Het ultieme gevecht moet immers gevoerd worden met het kwaad in jezelf, zoals Harry aan den lijve ervaart. De strijd tussen goed en kwaad is een strijd op leven en dood, die alleen maar uit liefde gevoerd kan worden - want iedereen die uit is op zijn eigen belang, vecht aan de verkeerde kant.

De parallellen met Tolkien en Lewis zijn op dat punt heel duidelijk: ook daar een strijd tussen goed en kwaad, en ook daar hoofdpersonen die moeten leren van zichzelf af te zien om anderen, of zelfs de hele wereld, te redden. Dat is een moraal die zonder meer voortkomt uit de christelijke waarden en normen die eeuwenlang de westerse cultuur bepaald hebben. Daarbij propageert zowel Lewis en Tolkien als Rowling niet alleen de klassieke deugden -moed, rechtvaardigheid, wijsheid en zelfbeheersing-, maar ook de christelijke deugden: geloof, hoop en liefde.

4. Zijn de verhalen over Harry Potter occult?

In de loop van de jaren zijn er heel wat stukken geschreven en rondzendmails verstuurd waarin de stelling verdedigd werd dat de Potterverhalen een occult karakter zouden hebben. Sommige argumenten daarin verdienen absoluut de aandacht, andere kunnen echter naar het rijk der fabelen worden verwezen. De schrijfster zou bijvoorbeeld gezegd hebben dat ze reclame heeft willen maken voor wicca en satanisme - maar die informatie komt uit een hevig ironisch artikel dat kritiekloos door andere internetbronnen is overgenomen. In werkelijkheid heeft Rowling het tegendeel uitgesproken: „I do believe in God. (...) Magic in the sense in which it happens in my books, no, I don’t believe. I don’t believe in that.”

Niettemin blijft het een ingewikkeld punt: is de goede strekking van een verhaal een verontschuldiging voor de gebruikte beelden? Ten diepste niet. Het is heel terecht dat mensen huiverig worden als „de gruwelijke realiteit van het occultisme” voorgesteld lijkt te worden als onschuldige fantasie. De vraag is alleen: wat is precies ”occult” en wat is ”realiteit”? Een verhaal lijkt me niet direct occult wanneer er tovenaars, toverdranken en toverspreuken-in-potjeslatijn in voorkomen, want zulke dingen beschouw ik als simpele sprookjesmotieven, zolang er geen sprake is van contact met een geestenwereld.

Toch -en daarmee wordt de zaak ernstiger- bevatten de Potterboeken beslist ook een paar zeer dubieuze passages, waarin wél sprake lijkt te zijn van zo’n geestenwereld. Bijvoorbeeld de terugkeer van Heer Voldemort in deel 4: het kerkhof, de dode medestudent, de schaduwen van Voldemorts slachtoffers, het lugubere ritueel met bloed en botten... Wie eerlijk is, moet overigens toegeven dat ook Tolkien zich aan dergelijke scènes schuldig maakt. Neem de passage met de geesten in de grafheuvels, of het hoofdstuk waarin Aragorn aan het hoofd van het leger der doden -door hemzelf opgeroepen- door een duistere kloof trekt. Lewis is op dit punt anders, maar Rowling en Tolkien zijn volstrekt vergelijkbaar. Al kan tot hun verdediging aangevoerd worden dat alles in hun verhalen allegorisch gelezen moet worden, dat bovendien de bewuste passages juist bedoeld zijn om de gruwelijke kanten van het kwaad voelbaar te maken. Maar omdat ik als lezer dit soort dingen niet als pure beeldspraak of allegorie kan zien, zal ik er altijd moeite mee houden.

5. Hoe bedreigend zijn Rowlings boeken voor (kleine) kinderen?

Het argument dat Harry Potter kinderen zou verleiden tot het overtreden van regels snijdt geen hout: dat is eenvoudig met bijna elk kinderboek het geval. Denk aan Dik Trom, Paddeltje de scheepsjongen, Pietje Bell, en de ondeugende bakkersknecht uit de Soete Suikerbol. Het is nodig dat de helden uit kinderboeken met mate de regels overtreden, anders kunnen de lezertjes zich niet goed met hen identificeren, en dan dringt de boodschap van het verhaal (de held komt tot inkeer en slaat prompt de goede weg in) ook niet door.

Dat Rowling verleidt tot magische praktijken lijkt me na lezing van deel 7 ook niet bepaald waarschijnlijk. In feite neemt ze zelfs duidelijker afstand dan Lewis en Tolkien: op het allesbeslissende moment aan het eind van het verhaal stopt Harry zijn toverstok weg en verliest hij zijn magische steen. Hij heeft geleerd om afstand te doen van ieder streven naar macht voor zichzelf, hij heeft geleerd om gewoon gehoorzaam te zijn, hij heeft geleerd dat liefde en zelfverloochening de enige echte realiteit vormen. In feite heeft daarmee aan het eind van het verhaal -hoe opmerkelijk!- de magie helemaal afgedaan.

Nee, het probleem zit ergens anders. De Harry Potterboeken bevatten veel te veel heftige taferelen, veel te veel geweld, dood en angst, en voor de films geldt dat nog in verdubbelde mate. Vanuit dat oogpunt bekeken is er alles voor te zeggen om kinderen niet met dergelijke verhalen te confronteren. Natuurlijk kan een goed kinderboek niet zonder de nodige angst en duistere elementen -daarvoor hoef je het werk van Van de Hulst maar op te slaan- maar er zijn grenzen, en kinderen moeten beschermd worden tegen al te hevige emoties op dit punt. De Harry Potterboeken zijn geen kinderboeken, met uitzondering dan van de eerste twee delen. Zoals Tolkiens verhalen al evenmin voor kinderen bedoeld zijn. Ook wat dat betreft is Lewis een uitzondering: zijn Narniakronieken zijn een stuk minder heftig.

6. Welke rol speelt christelijke symboliek in de Potterboeken?

Op diverse internetsites worden op dit moment pogingen gedaan tot een symbolische interpretatie van Rowlings verhaal in christelijke zin. Het gaat hier immers over het kwaad dat alleen definitief verslagen kan worden door iemand die zichzelf opoffert en zijn bloed geeft om anderen te beschermen, over dood en opstanding, over het weerstaan van verzoekingen, over de gehoorzaamheid aan een vaderfiguur. Allemaal zeer typologisch te duiden. Toch lijkt me dat je daarmee moet oppassen, want lang niet alles klopt. Tenslotte blijft Harry ook uiterst menselijk en feilbaar.

Niettemin is het een feit dat de verhalen vol zitten met christelijke symboliek, dat er in het laatste deel zelfs letterlijke Bijbelteksten worden geciteerd. „„The last enemy that shall be destroyed is death...” A horrible thought came to him, and with it a kind of panic. „Isn’t that a Death Eater idea? Why is that there?” „It doesn’t mean defeating death in the way the Death Eaters mean it, Harry”, said Hermione, her voice gentle. „It means... you know... living beyond death. Living after death.”” engels citeren? ik vind dit wel mooi, de geautoriseerde ned vertaling is er nog niet... best!

In dit opzicht staat Rowling misschien nog wel dichter bij Lewis dan bij Tolkien. Maar waar het christelijke geluid bij Lewis duidelijk hoorbaar aan de oppervlakte komt, blijft bij Rowling alles onderhuids. Toch, wie weet of het onderbewuste die verhulde signalen niet opvangt? Hoe logischer en rationeler je dit soort verhalen te lijf gaat, hoe meer ze je ontglippen, hoe minder het allemaal klopt. Slechts vanuit je ooghoek zie je de schaduwen, te vluchtig om er de vinger op te leggen. Alleen als je goed luistert hoor je misschien de fluisterende ritseling van een andere werkelijkheid door de pagina’s gaan.

7. Hoe verhouden Rowling, Tolkien en Lewis zich tot de gereformeerde theologie?

Tolkiens achtergrond is rooms-katholiek, die van Lewis en Rowling anglicaans. Van een specifiek calvinistische grondtoon is in hun werk dan ook geen sprake. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de nadruk die vooral Tolkien en Rowling leggen op het belang van de vrije wil, en op de keuzes die mensen maken. Lewis is op dat punt subtieler, die houdt de paradox van voorbestemming en verantwoordelijkheid voluit overeind, die legt ook veel meer nadruk op de genade: mensen kunnen uit zichzelf niet goed zijn, dat moet hun gegeven worden.

Wat Tolkien en Rowling betreft zijn er vooral vragen te stellen bij hun visie op het leven na de dood. Hoe zit het met die geestenwereld die soms in hun verhalen opduikt? Toegegeven, het is allemaal erg moeilijk te duiden omdat het hier tenslotte niet over een realistische beschrijving van de werkelijkheid gaat, maar toch roept het veel vragen op. De geestverschijningen uit het laatste Harry Potterdeel blijken loutere herinneringen aan geliefde doden te zijn, maar in eerdere delen gaat het ook over doden die uit angst niet „verder gaan.” Als een bewusteloze Harry in zijn droom met de overleden Dumbledore in gesprek raakt, zegt die: „Yes, it’s in your mind, Harry, but that doesn’t mean it’s not real!” Kortom, dat valt allemaal op veel verschillende manieren uit te leggen. Soms lijkt het erop dat de achterliggende filosofie van de schrijfster is dat liefde de doden levend kan houden, al was het maar in de herinnering. En dat is toch stukken minder dan wat de apostolische geloofsbelijdenis over dat onderwerp te zeggen heeft.

Dubieuze passages blijven er dus, bij Lewis weinig, bij Tolkien en Rowling veel meer. Toch leggen alle drie de schrijvers duidelijke verbanden tussen zonde, berouw, vergeving en verzoening, toch stellen ze alle drie overgave en gehoorzaamheid tegenover hoogmoed en machtswellust. Daarmee hebben ze geprobeerd de kern van alle christelijke theologie en ethiek tot uitgangspunt te maken van hun verhalen. Hoe je ook over het resultaat denkt -want goede bedoelingen zijn natuurlijk nooit een excuus voor slechte resultaten-, het is toch aan schrijvers als deze te danken dat miljoenen seculiere lezers gaan nadenken over die wezenlijke vragen van het leven. Dat kan zelfs -zoals Lewis ook verwoordde- aanknopingspunten bieden voor de werkelijke realiteit van het Evangelie. 

Lees meer in het dossier Harry Potter

Titel: ”Harry Potter and the Deathly Hallows”
Auteur: J. K. Rowling
Uitgeverij: Bloomsbury, Londen, 2007
ISBN 978 0 7475 9105 4
Pagina’s: 608